Terug
Gepubliceerd op 22/10/2021

Besluit  Gemeenteraad

wo 20/10/2021 - 20:00

Lokaal energie- en klimaatpact: goedkeuring

Aanwezig: Nicholas Spinel, voorzitter
Tony Vermeire, burgemeester
Kim Martens, Freddy Haegeman, Caroline Fredrick, Chris De Wispelaere, Gerrit Van Brabandt, Guy De Neve, Jeroen Van Acker, Hilde De Graeve, Schepenen
Ivan Goethals, Vincent Laroy, Martine Lataire-Gyssels, Steven Lambert, Dirk De Poorter, Tim Maenhout, Judith De Muynck, Nik Braeckman, Ann Boterdaele, Patrick Dossche, Wouter De Muynck, Steven Van Gansbeke, Wout Bonroy, Marc Boterdaele, Lut Van der Spurt, Silke Eloot, Véronique Mussche, Raadsleden
Eddy De Mits, algemeen directeur
Verontschuldigd: Jurgen Blomme, Didier Garré, Raadsleden
Bevoegd lid

Gerrit Van Brabandt, schepen

Regelgeving

De internationale conferentie inzake milieu en ontwikkeling gehouden in Rio de Janeiro in 1992
Protocol van Kyoto van 11 december 1997 bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatsverandering met betrekking tot het nemen van maatregelen ter bescherming van het klimaat en ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen
Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikel 40
De beslissing van de gemeenteraad van 24 april 2019: Burgemeestersconvenant - klimaatplan en actieplan (luik mitigatie): goedkeuring
De beslissing van de gemeenteraad van 1 juli 2020: Gemeente Lievegem - adaptatieplan: goedkeuring
De beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 28 september 2021 over Lokaal energie- en klimaatpact: principiële goedkeuring

Feiten en motivering

Op 24 april 2019 bevestigde de gemeenteraad de ondertekening van het burgemeestersconvenant. Hierbij werd ook het actieplan mitigatie goedgekeurd. Op 1 juli 2020 werd een tweede actieplan, namelijk actieplan adaptatie, goedgekeurd.

De Vlaamse overheid stelde op 4 juni 2021 'Een lokaal energie- en klimaatpact tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse steden en gemeenten' voor. De volledige tekst is terug te vinden als bijlage.

Vlaanderen en de lokale besturen slaan, d.m.v. het Lokaal Energie- en Klimaatpact de handen in elkaar om samen de nodige transitie in het energie- en klimaatbeleid waar te maken. Aan de hand van concrete en herkenbare werven (zie hieronder) wil men inzetten op krachtdadig beleid. Er wordt hierbij ingezet op een gelijktijdige bottom-up en top-down aanpak. Beide actoren, de Vlaamse overheid en de lokale besturen geven aan werk te maken van concrete engagementen zoals hieronder vermeld:

Door het ondertekenen van het Lokaal energie- en klimaatpact engageert de gemeente Lievegem zich om:
•    Het Burgemeestersconvenant 2030 te ondertekenen en uit te werken (dit werd reeds uitgevoerd);
•    Een gemiddelde jaarlijkse primaire energiebesparing van minstens 2,09% te realiseren in hun eigen gebouwen (inclusief technische infrastructuur, exclusief onroerend erfgoed) (opgenomen in actieplan mitigatie);
•    Een reductie van de CO2-uitstoot van hun eigen gebouwen en technische infrastructuur met 40% in 2030 ten opzichte van 2015 te realiseren (opgenomen in actieplan mitigatie);
•    Tegen ten laatste 2030 de openbare verlichting te verLEDden (opgenomen in actieplan mitigatie);
•    Het draagvlak voor hernieuwbare energie te verhogen, geen heffing op hernieuwbare energie installaties in te voeren en bestaande, zoals de heffing op pylonen van windmolens, af te bouwen tegen ten laatste 2025;
•    Lokale warmte- en sloopbeleidsplannen op te maken;
•    Burgers, bedrijven en verenigingen te stimuleren om samen met het lokaal bestuur de concrete en zichtbare streefdoelen uit de 4 werven van het Pact te behalen.

De Vlaamse overheid engageert zich om:
•    Via het Netwerk Klimaat professionele ondersteuning te bieden aan de lokale besturen, zoals bepaald in het subsidiebesluit en de werkprogramma’s;
•    Via andere partners binnen de Vlaamse overheid (bv. VEB met het SURE2050-project voor het publiek patrimonium) lokale besturen projectmatige ondersteuning te bieden;
•    Samen met de lokale besturen actief mee te werken aan het elimineren van de mogelijke hindernissen die lokale besturen ondervinden in het realiseren van de ambities binnen dit Pact;
•    Haar eigen voorbeeldfunctie in te vullen en relevante actoren te overtuigen om het Pact te ondertekenen;
•    In samenspraak met het middenveld, onderzoeksinstellingen en de verschillende sectororganisaties de wederzijdse engagementen i.h.k.v. het Pact op te volgen en te stroomlijnen;
•    Aan lokale besturen (en/of andere actoren) de beleidsmaatregelen, voorzien door de Vlaamse, Federale en Europese begroting, actief en stelselmatig te promoten die nuttig kunnen zijn om mee de doelstellingen van het Pact te realiseren. Onder potentiële inbreng van de Vlaamse overheid in hoofdstuk 4 wordt dit waar mogelijk geconcretiseerd;
•    Ter bijkomende ondersteuning van de klimaatpactacties van de gemeenten die het Pact ondertekenen, in een extra jaarlijks budget van 10.000.000 euro, evenals een vast gedeelte van de vrij beschikbare middelen binnen het Vlaams klimaatfonds, te voorzien. Deze budgettaire engagementen kunnen aangepast worden in functie van het algemeen begrotingsbeleid.

Door de ondertekening van het Lokaal Energie- en Klimaatpact geeft de gemeente Lievegem aan actie te ondernemen om de doelstellingen vermeld in de onderstaande werven waar te maken :
1.    Laten we een boom opzetten (Acties MJP 2020-2025: o.a ACT 22, 33 en 288 en (deels) opgenomen in actieplan adaptatie)
•    Eén boom extra per Vlaming tegen 2030
•    1/2de meter extra haag of geveltuinbeplanting per Vlaming tegen 2030
•    Eén extra natuurgroenperk per 1000 inwoners tegen 2030

2.    Verrijk je wijk (Acties MJP 2020-2025: o.a. ACT 15 en 20 en (deels) opgenomen in actieplan mitigatie)
•    50 collectief georganiseerde energiebesparende renovaties per 1.000 wooneenheden vanaf 2021 t.e.m. 2030;
•    1 coöperatief/participatief hernieuwbaar energieproject per 500 inwoners tegen 2030 vanaf 2021 t.e.m. 2030

3.    Elke buurt deelt en is duurzaam bereikbaar (Acties MJP 2020-2025: o.a. ACT 006, 007, 008, 10, 173 en 174 en (deels) opgenomen in actieplan mitigatie)
•    Per 1.000 inwoners 1 “toegangspunt” voor een (koolstofvrij) deelsysteem tegen 2030;
•    Per 100 inwoners 1 laadpunt tegen 2030;
•    1 m nieuw of structureel opgewaardeerd fietspad extra per inwoner vanaf 2021 t.e.m. 2030

4.    Water het nieuwe goud (Acties MJP 2020-2025: o.a. ACT 19, 33, 35, 180, 194 en 288 en (deels) opgenomen in actieplan adaptatie)
•    1m2 ontharding per inwoner vanaf 2021 t.e.m. 2030;
•    Per inwoner 1m3 extra opvang van hemelwateropvang voor hergebruik, buffering en infiltratie voor regenwater vanaf 2021 t.e.m. 2030

Het uiteindelijke doel is het gezamenlijk behalen van alle doelstellingen in alle steden en gemeenten tegen 2030. Als lokaal bestuur kan de gemeente Lievegem bepalen wat de eigen prioriteiten zijn, hoe deze (deel-) doelstellingen zo efficiënt mogelijk kunnen behaald worden en waar prioritair zal op ingezet worden.

Het gaat hier om een inspanningsverbintenis (en niet een resultaatsverbintenis). De financiële ondersteuning wordt gekoppeld aan het ondertekenen van het Pact. Het betreft een trekkingsrecht met 50% cofinanciering: we hanteren het '1 euro voor 1 euro'-principe; de totale uitgaven voor klimaatacties algemeen moeten minstens het dubbele van de verkregen subsidie bedragen.

Als bijlage is het document 'Veelgestelde vragen klimaatpact' terug te vinden.

Financiële impact

Inkomsten:
De financiële opvolging vanuit de Vlaamse Overheid gebeurt op basis van de informatie in de jaarrekening (BBC-rapportering). De verschillende bestedingen (zoals uitvoerings- en personeelskosten) worden aan de hand van een code ('ABB-LEKP-202X') gekoppeld aan de uitvoering van het Pact.

De koppeling van deze code aan de juiste acties met de juiste budgetten dient nog te gebeuren.


Trekkingsrecht voor Lievegem in 2021 is 87.724 euro.

Uitgaven:
Het gaat hier om een inspanningsverbintenis (en niet een resultaatsverbintenis). De financiële ondersteuning wordt gekoppeld aan het ondertekenen van het Pact. Het betreft een trekkingsrecht met 50% cofinanciering: we hanteren het '1 euro voor 1 euro'-principe; de totale uitgaven voor klimaatacties algemeen moeten minstens het dubbele van de verkregen subsidie bedragen (175.448 euro).


Er zijn kredieten voorzien in het meerjarenplan 2020-2025 binnen verschillende acties:
-ACT 022: subsidies aankoop en inrichting te bebossen percelen
-ACT 033: Hoekje en Bellebargie - heraanleg fietspad
-ACT 135: Ronselestraat - Leischoot - heraanleg fietspad
-ACT 173: Vellare - wegenis- en rioleringswerken en aanleg fietspaden
-ACT 174: Appensvoordestraat-Beiaard-Meersstraat-Waalken - wegenis- en rioleringswerken en aanleg fietspaden
-ACT 288: gefaseerd vernieuwen/aanleggen speelzones in Lo en Zo
-ACT 015: opmaak visie, studie en plan windturbines
-ACT 020: advies en ontzorging aanbieden rond duurzaam bouwen (Woonwijzer)
-ACT 006: Opmaak rooilijnenplan Wandel- en fietsverbinding Meienbroek - Bredestraat
-ACT 407: aankoop gronden lange afstandsfietspad 't Hand - Sleidinge
-ACT 007: Aankoop grond bij verlegging en verbreding Meienbroek - Bredestraat
-ACT 010: Vergoeding gebruik wandelverbinding
-ACT 023: opmaak gemeentelijk hemelwaterplan
-ACT 034: uitvoeren actie uit klimaatadaptatieplan: afkoppelen van 11 ha openbare verharding
-ACT 019: subsidies en premies voor klimaatmitigatie en adaptatie
-ACT 035: aanleg waterreservoirs voor groendienst
-ACT 180: heraanleg marktplein Zomergem
-ACT 194:opmaak grachtenbeheers- en grachtenbeleidsplan
-ACT 014: kleine klimaatacties

Ook binnen 'gelijkblijvend beleid' wordt budget voorzien dat binnen dit PACT valt (o.a. personeelskosten,...). Vooraleer deze budgetten kunnen geoormerkt worden met de code 'ABB-LEKP-202X' dienen de correcte aanpassingen in het MeerJarenPlan te gebeuren. Deze worden voorbereid door team Omgeving in samenspraak met team Financiën, team Wegen, Groen en Mobiliteit en team Patrimonium. 

Bijlagen die integraal deel uitmaken van het besluit



1    HET WAAROM EN HOE VAN EEN LOKAAL ENERGIE- EN KLIMAATPACT

Vlaanderen en de lokale besturen slaan de handen in elkaar om samen de nodige transitie in het energie- en klimaatbeleid waar te maken. We zetten daartoe in op een gelijktijdige bottom-up en top-down aanpak. Steden en gemeenten staan het dichtst bij burgers en lokale stakeholders en hebben de meeste impact om concrete lokale projecten tot uitvoering te brengen. De Vlaamse Overheid beschikt over mogelijkheden om algemene maatregelen die de transitie kunnen versnellen in kaart te brengen en te stimuleren, zoals door financiële impulsen, wettelijke impulsen, kennisopbouw en verspreiding of algemene communicatie. ABB en Netwerk Klimaat (VVSG) organiseren zich als structureel aanspreekpunt voor lokale besturen waarbinnen deze uitdagingen gezamenlijk worden gedetecteerd. Vervolgens worden de nodige stappen gezet om binnen het juiste bevoegdheidsniveau en -domein deze op te lossen.
Lokale besturen engageren zich om:
-    Het Burgemeestersconvenant 2030 te ondertekenen en uit te werken;
-    Een gemiddelde jaarlijkse primaire energiebesparing van minstens 2,09% te realiseren in hun eigen gebouwen (inclusief technische infrastructuur, exclusief onroerend erfgoed);
-    Een reductie van de CO2-uitstoot van hun eigen gebouwen en technische infrastructuur met 40% in 2030 ten opzichte van 2015 te realiseren;
-    Tegen ten laatste 2030 de openbare verlichting te verLEDden;
-    Het draagvlak voor hernieuwbare energie te verhogen, geen heffing op hernieuwbare energie installaties in te voeren en bestaande, zoals de heffing op pylonen van windmolens, af te bouwen tegen ten laatste 2025;
-    Lokale warmte- en sloopbeleidsplannen op te maken;
-    Burgers, bedrijven en verenigingen te stimuleren om samen met het lokaal bestuur de concrete en zichtbare streefdoelen uit de 4 werven van het Pact te behalen.

De Vlaamse overheid engageert zich om:
-    Via het Netwerk Klimaat professionele ondersteuning te bieden aan de lokale besturen, zoals bepaald in het subsidiebesluit en de werkprogramma’s;
-    Via andere partners binnen de Vlaamse overheid (bv. VEB met het SURE2050-project voor het publiek patrimonium) lokale besturen projectmatige ondersteuning te bieden;
-    Samen met de lokale besturen actief mee te werken aan het elimineren van de mogelijke hindernissen die lokale besturen ondervinden in het realiseren van de ambities binnen dit Pact;
-    Haar eigen voorbeeldfunctie in te vullen en relevante actoren te overtuigen om het Pact te
ondertekenen;
-    In    samenspraak    met    het    middenveld,    onderzoeksinst    ellingen    en    de    verschillende
    sectororganisaties    de wederz    ijdse    engagementen    i.h.k.v.    het    Pact    op    te    volgen    en    te
    stroomlijnen;                                            
-    Aan lokale besturen (en/of andere actoren) de beleidsmaatregelen, voorzien door de Vlaamse, Federale en Europese begroting, actief en stelselmatig te promoten die nuttig kunnen zijn om mee de doelstellingen van het Pact te realiseren. Onder potentiële inbreng van de Vlaamse overheid in hoofdstuk 4 wordt dit waar mogelijk geconcretiseerd;
-    Ter bijkomende ondersteuning van de klimaatpactacties van de gemeenten die het Pact ondertekenen, in een extra jaarlijks budget van 10.000.000 euro, evenals een vast gedeelte van de vrij beschikbare middelen binnen het Vlaams klimaatfonds, te voorzien. Deze budgettaire engagementen kunnen aangepast worden in functie van het algemeen begrotingsbeleid.


1.1    WAAROM?
De effecten van de klimaatverandering worden steeds zichtbaarder en tegelijk ook meer en meer confronterend: de ontregeling van het klimaat vergroot de kans op extreme weersomstandigheden, waaronder ook droogte1. We gaan onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen doeltreffend afbouwen en dat opent nieuwe deuren. Een krachtig klimaatbeleid omhelst tal van voordelen voor een inclusieve, economisch florerende en veelzijdige samenleving die het welzijn bevorderd voor ons allen.

Het is belangrijk dat we nu de handen uit de mouwen steken om de negatieve gevolgen van de klimaatverandering tegen te gaan. Alleen met zijn allen kunnen we het tij keren. Door creatieve oplossingen aan te reiken en door nog meer mensen ervan bewust te maken dat ook hun acties een deel van de oplossing zijn, kunnen we de noodzakelijke omslag creëren. Laat ons van deze transitie een echte opportuniteit maken. Verschillende studies tonen aan welke omvang de jobcreatie2 kan kennen wanneer we de omslag maken naar een circulaire, efficiëntie en hernieuwbare economie.

Uiteraard hoeven we vandaag niet van 0 te beginnen. De te bewandelen weg is duidelijk én de eerste stappen zijn reeds genomen door talloze bestaande initiatieven en samenwerkingsverbanden. De resultaten van deze acties worden ook steeds zichtbaarder, waardoor iedereen hier verder op kan bouwen. De gewenste systeemverandering is uiteraard meer dan een verzameling van acties, maar een integrale benadering die we met alle overheden samen uitwerken. Draagvlak is goed, maar er is ook urgentie. Dit vraagt een doortastend leiderschap om systematisch de juiste keuzes te maken.

De overheid heeft hierin een tweeledige rol: Vooreerst is er de eigen voorbeeldfunctie. “Practice what you preach” als zijnde een belangrijke voorwaarde bij het creëren van draagvlak en dit voor alle beleidsvelden en bestuursniveaus in zowel binnen- als buitenland. De oorzaken en gevolgen van klimaatverandering stoppen namelijk niet aan onze bestuurlijke of landelijke grenzen. Daarnaast vraagt en stimuleert de overheid ook de inspanningen van haar eigen burgers en bedrijven. Immers, alleen wanneer we allemaal samenwerken, zullen we in ons opzet slagen.

Het lokale niveau heeft in beide rollen één cruciale troef in handen: haar nabijheid tot burgers en bedrijven. De burgemeesters zijn de vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten die het Pact onderschrijven.

Het Vlaamse niveau heeft ook in beide rollen belangrijke troeven in handen: helikopterzicht op de situatie en de mogelijkheid om hefbomen in werking te zetten of met andere beleidsniveaus hierover in overleg te gaan.

1.2    HOE?
In de beleidsplannen van de Vlaamse overheid zijn vaak strategische en operationele doelstellingen aanwezig die de Vlaamse overheid aan zichzelf, maar evengoed aan de lokale besturen duidt en indien nodig oplegt. Dat is bijvoorbeeld zo in de strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (meer doen met dezelfde of minder ruimte), het Vlaams Energie- en Klimaatplan, de Lange Termijn Renovatiestrategie en in het droogte- en waterplan (Blue Deal). Op lokaal niveau vormt het Europees burgemeestersconvenant 2020 resp. 2030 het meest bekende instrument in functie van klimaat en energie, waarbij (in de actuele situatie) een CO2-reductie van 20% resp. 40% per gemeente wordt beoogd alsook de opmaak van een klimaatadaptatie- en energie armoedestrategie. Reeds 257 lokale besturen ondertekenden het burgemeestersconvenant 20303, wat aantoont dat lokale besturen al volop hiermee aan de slag zijn gegaan.

Dit pact beoogt een partnerschap tussen het Vlaamse en lokale niveau op te zetten. Een partnerschap dat in dienst staat van het realiseren van de reeds bestaande doelstellingen binnen de diverse Vlaamse beleidsplannen. De doelstellingen zijn zo geformuleerd dat elke burger en bedrijf zich er iets bij kan voorstellen en onmiddellijk weet welke bijdrage hij/zij daar zelf aan kan leveren (bv. dankzij een groepsaankoop, kan ik goedkoop een streekeigen haag rond mijn tuin aanplanten; dankzij de aanwezigheid van een elektrisch deelsysteem, kan ik de noodzaak aan een 1e of 2de wagen heroverwegen; door de hulp van een Benovatiecoach en bedrijven die ontzorging bij renovatie hoog in het vaandel dragen, ga ik nu wel over tot de renovatie van mijn woonst). Elk lokaal bestuur vult zelf in hoe hiermee aan de slag wordt gegaan. Dit kan zowel vanuit de eigen voorbeeldfunctie als vanuit de participatieve functie die een lokaal bestuur ten aanzien van haar burgers en bedrijven kan ontwikkelen.

Uiteraard zullen de acties bijdragen tot winsten in procenten, GWh besparing en Mton uitstootreductie zoals die in het VEKP staan, maar het is niet voor iedereen altijd even gemakkelijk om te visualiseren wat achter de procenten en de Mton schuilgaat en hoe doelstellingen kunnen worden gehaald. De gekozen doelstellingen zijn ook zo gekozen dat ze de komende jaren steeds zichtbaarder zullen worden in het straatbeeld en van daaruit een groter hefboomeffect zullen hebben op de aanvaarding van nieuwe en schonere technologieën. De doelstellingen focussen daarbij op de toepassing binnen de eigen omgeving: in de eigen woning of tuin, in de eigen straat, de eigen wijk, het bedrijfs- of bedrijventerrein, de eigen gemeente, de eigen stad en eventuele omliggende gemeenten.

Naast deze gezamenlijke basis, staat het elk bestuur vrij om zelf nog verder te gaan of om samen met andere gemeenten aan de slag te gaan in functie van schaalvoordelen en een kostenefficiënte realisatie van de eigen doelstellingen. Klimaat stopt sowieso niet aan de grenzen van het gemeentelijk of stedelijk grondgebied. Samenwerking kan bv. interessant zijn als in mijn gemeente de behoefte aan extra elektrische deelsystemen groter is dan vooropgesteld en de ruimte voor het planten van bomen tegelijk beperkt is. In mijn buur- of nabij gelegen gemeente(n) kan dit net omgekeerd zijn. Een doelstelling van de vier werven die in de ene gemeente zo praktisch onmogelijk lijkt, kan door samenwerking met een aangrenzende gemeente veel kostenefficiënter en dus tevens vlotter haalbaar zijn. Er bestaan al verschillende doeltreffende voorbeelden van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zoals intercommunales die zich richten op het uitrollen van lokale klimaatacties.

Door de ondertekening van het Pact zullen de lokale besturen de globale doelstellingen helpen verwezenlijken zoals opgenomen in het Burgemeestersconvenant 2030, het Vlaams Regeerakkoord, de Lange Termijn Renovatiestrategie 2050 en de doelstellingen uit het Vlaams Energie- en Klimaatplan. De Vlaamse overheid engageert zich om bv. via het Netwerk Klimaat hierbij te faciliteren en te ondersteunen. Dit bijvoorbeeld door het wegwerken van allerhande hindernissen die de realisatie van doelstellingen en acties in de weg staan.

Lokale besturen hoeven deze uitdagingen ook niet alleen aan te gaan. Zowel in het kader van de opvolging van de Lokale Klimaattafels als bij de werking van het Netwerk Klimaat, heeft de Vlaamse overheid nu reeds middelen vrijgemaakt om projecten mee te helpen realiseren en uit te dragen. Vanuit deze hands on- aanpak kan zij tegelijk ook de vinger aan de pols houden en concrete oplossingen aanreiken. De VVSG is in de beide initiatieven de begeleidende partner.


HET LOKALE ENERGIE- EN KLIMAATPACT VINDT HAAR OORSPRONG IN DE VOLGENDE PASSAGES UIT HET VLAAMS ENERGIE- EN KLIMAATPLAN (VEKP) 2021-2030
“Het klimaat- en energiebeleid is een transversaal thema waarvoor de hele Vlaamse Regering verantwoordelijk is. De minister van Omgeving en Energie zal met haar beleid het goede voorbeeld geven en nodigt als coördinerend minister voor het klimaat- en energiebeleid, de overige ministers uit om binnen hun beleidsdomein gerichte en onderbouwde bijkomende maatregelen te formuleren en te nemen die een bijdrage leveren aan de Vlaamse energie- en klimaatdoelstellingen.

EEN VERNIEUWD PARTNERSCHAP MET LOKALE OVERHEDEN
Onze steden en gemeenten spelen een sleutelrol in het Vlaamse energie- en klimaatbeleid. Als meest zichtbare beleidsniveau vervullen ze een belangrijke voorbeeldrol ten aanzien van hun inwoners en ondernemingen. Ze vertalen de gewestelijke beleidsdoelstellingen, acties en maatregelen naar de dagelijkse leefwereld van burgers, en zijn het meest geschikt om lokaal draagvlak te creëren en de energie- en klimaattransitie van onderuit te ondersteunen.

De Vlaamse overheid wil de lokale overheden daarom verder ondersteunen, en nauwer betrekken bij de uitwerking van het energie- en klimaatbeleid. We sluiten daarom in overleg een Klimaat- en Energiepact af tussen de Vlaamse overheid, steden en gemeenten, en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Dit pact legt de basis voor een structurele samenwerking, en staat door wederzijdse engagementen garant voor een krachtdadig lokaal klimaat- en energiebeleid.

ENGAGEMENT BEVORDEREN, EIGENAARSCHAP CREËREN, AANZETTEN TOT GEDRAGSVERANDERING
Lokale overheden, bedrijven en burgers moeten zich bewust zijn van het belang van klimaatadaptatie en moeten de capaciteit kunnen ontwikkelen om adaptatiemaatregelen standaard toe te passen in alle domeinen op lokaal niveau. Dit vraagt een proces van bewustwording, capaciteitsopbouw en technische ondersteuning door sensibilisering, kennisuitwisseling, opleiding, datacollectie en communicatie van deze data en kennis op het niveau van de gebruiker. Hierbij benutten we de linken met andere beleidsplannen maximaal. Lokale actoren moeten zich eigenaar kunnen voelen van het adaptatiebeleid en overtuigd zijn van de noodzaak aan klimaatadaptatie waarbij ze zich ook verantwoordelijk zullen voelen voor de implementatie van concrete maatregelen en bereid zullen zijn tot engagement.

2    LOKALE BESTUREN INSPIREREN DOOR HUN GOEDE VOORBEELD


WAT ZEGT HET VEKP 2021-2030
We vragen een extra inspanning van gemeenten, steden, intercommunales, OCMW’s, provincies en autonome gemeentebedrijven om vanaf 2020 in hun gebouwen (inclusief technische infrastructuur, exclusief  onroerend  erfgoed)  een  gemiddelde  jaarlijkse  primaire  energiebesparing  van  2,09%  te realiseren. Hiervoor treden we in eerste instantie in overleg met de VVSG. Lokale overheden beheren naar  schatting  in  totaal  15.000  gebouwen.  Onder  technische  infrastructuur  wordt  onder  meer openbare verlichting, bruggen en dergelijk meer verstaan. Hieronder valt dus ook de LEDificatie van de zowat 1,2 miljoen openbare verlichtingspunten in beheer van de lokale overheden. Ten laatste tegen 2030 wordt alle openbare verlichting van gemeentewegen verLED. […]

REGEERAKKOORD VLAAMSE REGERING 2019-2024
Ook de Vlaamse en lokale overheden nemen hun verantwoordelijkheid en geven het goede voorbeeld. Net zoals de Vlaamse Overheid zullen gemeenten, steden, intercommunales, OCMW’s, provincies en autonome gemeentebedrijven worden gevraagd dat zij hun broeikasgassen met 40% reduceren in 2030 ten opzichte van 2015 en vanaf 2020 per jaar een energiebesparing van 2,09% realiseren op het energieverbruik van hun gebouwenpark (inclusief technische infrastructuur, exclusief onroerend erfgoed).



2.1    ACTIES VAN LOKALE BESTUREN ZOALS VOORZIEN IN HET VLAAMS REGEERAKKOORD EN HET VEKP
De klimaatuitdaging en de eraan gekoppelde doelstellingen blijven voor vele burgers een ver-van-hun-bed- show. Dat houdt onder andere verband met het feit dat het niet altijd gemakkelijk is (internationale) strategische doelstellingen te vertalen in concrete, voor iedereen verstaanbare acties. Als overheid is het ook belangrijk dat we eerst zelf het goed voorbeeld geven, vooraleer aan de burger nieuwe verplichtingen op te leggen.
Door te zorgen dat je zelf aan de slag gaat, counter je meteen de kritische stemmen die zeggen dat het allemaal in theorie goed klinkt, maar in de praktijk onmogelijk is. Een mogelijkheid daartoe is om van je publiek patrimonium een duurzaam uithangbord te maken. Door te starten met de opmaak van een vastgoedstrategie, kan de renovatie van het publiek patrimonium en de realisatie van de 2,09% jaarlijkse primaire energiebesparing en 40% CO2-reductie gericht en kostenefficiënt gepland worden op de korte en middellange termijn. Zo wordt de vastgoedwaarde verhoogd, is het aangenaam werken en vertoeven in publieke gebouwen en kunnen deze ruimtes meer optimaal benut worden door multifunctioneel gebruik. Heel wat lokale besturen zijn aan de slag voor een dergelijke vastgoedstrategie op te maken. Om ons gebouwenbestand koolstofneutraal te krijgen (lange termijn renovatiestrategie) zal het volgende nodig zijn:
1.    Reduceer je energievraag door te isoleren waardoor je kan verwarmen op lage temperatuur via een warmtepomp (los van fossiele brandstoffen) en/of via aansluiting op een warmtenet;
2.    Gebruik energie uit reststromen door warmteterugwinning en het benutten van restwarmte;
3.    Dek je resterende vraag af via hernieuwbare energie (bv. zonnepanelen).

Het Vlaams Regeerakkoord en het Vlaams Energie- en Klimaatplan voorzien zo in meerdere doelstellingen en acties waarbij de lokale overheden een voortrekkers- en voorbeeldrol kunnen opnemen:
•    Reductie van de broeikasgassen met 40% in 2030 ten opzichte van 2015 en vanaf 2020 per jaar een realisatie  van  een  energiebesparing  van  2,09%  op  het  energieverbruik  van  hun  gebouwenpark (inclusief technische infrastructuur, exclusief onroerend erfgoed)
•    VerLEDding openbare verlichting van gemeentewegen tegen 2030;
•    Het draagvlak voor milieuvriendelijke energieproductie (inclusief windmolens) versterken door het dichter bij de burgers te brengen;
•    Opmaak van warmteplannen;
•    Opmaak van lokale sloopbeleidsplannen en de creatie van lokale sloopfondsen;
•    … .

2.2    BESCHIKBARE ONDERSTEUNING
De Vlaamse Regering heeft op 17 juli 2020 beslist een “Expertisenetwerk voor Lokaal Energie- en Klimaatbeleid” op te richten om de lokale besturen actief en praktisch te ondersteunen. (Zie VR PV 2020/42
-    punt 0020). VVSG heeft een coördinerende rol gekregen en doopte het initiatief om tot Netwerk Klimaat. Dit Netwerk zal de structurele dialoog tussen de gewestelijke en lokale overheden bevorderen, en steden en gemeenten professionele ondersteuning aanbieden bij de ontwikkeling en implementatie van het lokaal energie- en klimaatbeleid (zie ook luik 3.1 hierna).

Daarnaast is er interessante ondersteuning ter beschikking die de lokale besturen ontzorgt inzake renovaties en hernieuwbare energieprojecten of die mee helpen aan het uitwerken van langetermijnstrategieën. Het gaat onder andere om:

•    OEPC (Onderhoud- en Energieprestatiecontracten): het Vlaams Energie Bedrijf (VEB) begeleidt overheidsdiensten, waaronder lokale besturen, van A tot Z voor de aanbesteding van een prestatiecontract. Daarbij wordt energie-, CO2- & waterbesparing gegarandeerd voor een groep aan gebouwen voor een langere looptijd (10-20 jaar). Dit verhoogt gevoelig de snelheid van implementatie van een hele reeks aan maatregelen in het patrimonium.
•    Verschillende actoren, waaronder Fluvius, Het Facilitair Bedrijf en VEB, bieden raamovereenkomsten aan voor de opmaak van een masterplan (renovatiestrategie) en het uitvoeren van verschillende energiebesparende maatregelen (isolatie, verlichting, HVAC, …).
 


•    Energy Supply Contracting of Stroomafname Overeenkomsten met burgerparticipatie: via raamovereenkomst kunnen lokale besturen hun daken/gronden ter beschikking stellen voor burgercoöperaties om zonnepanelen of windmolens te plaatsen. Het lokaal bestuur neemt de stroom af aan een vastgelegde prijs/kWh en de burgers blijven gedurende de looptijd van het contract (10, 15 of 20 jaar) eigenaar van de installatie en kunnen op die manier financieel meegenieten van de energietransitie.
•    SURE2050: een drie-jaar lopend Horizon2020 (tot oktober 2022) project dat lokale besturen ondersteunt in de opmaak van een strategisch vastgoedplan met het oog op het bereiken van een klimaatneutraal patrimonium tegen 2050. Tegenover elke euro Europese subsidie staat mobilisatie van minstens 15 euro aan investeringen (energie-efficiëntie en/of hernieuwbare energie).

2.3    METEN IS WETEN
Uiteraard is het als lokaal bestuur ook van belang om te weten wat de actuele stand van zaken is en moet de voortgang gemeten worden zodat er bijgestuurd kan worden waar nodig. Daarnaast is het voor een lokaal bestuur zeer interessant om met actuele cijfers ook haar verenigingen, bedrijven en burgers te informeren en te activeren om mee invulling te geven aan de doelstellingen zoals opgenomen in de werven (zie hoofdstuk 4).

Het Burgemeestersconvenant vergt reeds verschillende rapportering- en monitoringsstappen. We willen hier maximaal op verder bouwen en streven er naar dat een lokaal bestuur niet meer, maar minder planlast ondervindt. Zo dient een lokaal bestuur binnen de twee jaar na ondertekening van het Burgemeestersconvenant een ‘Actieplan voor Duurzame Energie en Klimaat’ op te maken en deze goed te laten keuren op de gemeenteraad. Hierin wordt de broeikasgasreductiedoelstelling, een adaptatiestrategie en respectievelijke actiemaatregelen opgenomen. Er dient een nulmeting van broeikasgassen (zie hieronder CO2-inventarissen) opgemaakt te worden en een ‘risico en kwetsbaarheid’- analyse om de adaptatiestrategie te staven. Ook wordt er een monitoringscyclus voorzien voor de voortgang van maatregelen (2 jaar na indiening Actieplan) en broeikasgasreductie (4jaar na indiening actieplan) op te volgen.

Hierna wordt reeds een 1ste overzicht geboden van enkele tools en brondatabanken die door het VEKA, Fluvius, VEB, MOW, het departement Omgeving en VMM worden ter beschikking gesteld. In de toekomst willen we er voor zorgen dat de toegang tot deze data beter gecentraliseerd en gebruiksvriendelijk wordt en dat een lokaal bestuur slechts op één manier dient te rapporteren, waardoor zowel de Vlaamse als Europese (in het kader van de vierjaarlijkse rapporteringcyclus binnen het burgemeestersconvenant 2030) doelstellingen opgevolgd kunnen worden.

In het kader van het werkprogramma van het Netwerk Klimaat zal er vanaf beginfase hier ook op gefocust worden. Deze monitoring zal ook bijdragen om de huidige doelstellingen, zoals opgenomen in het VEKP, accuraat op te volgen. We streven naar een eenvoudig, openbaar platform dat het venster wordt op de lokale klimaatacties.


3    SAMENWERKEN: GEEN WOORDEN, MAAR DADEN

We willen evenwel nog een stap verder gaan: we geven niet enkel het goede voorbeeld, maar betrekken ook de burger en het lokale verenigings- en bedrijfsleven maximaal bij het beleid. Door bijvoorbeeld klimaattafels te organiseren waar we hen vragen om input, hen mee laten nadenken over wat er op het eigen grondgebied kan gebeuren en hoe, en/of voorzien ontzorgende initiatieven zodat iedereen zelf aan de slag kan en gaat.


3.1    DOELSTELLINGEN VERTALEN IN CONCRETE ACTIES EN HINDERNISSEN WEGWERKEN
Om de klimaatdoelstellingen om te zetten in duidelijke en verstaanbare resultaten op het terrein is het belangrijk dat er een permanente wisselwerking is tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. Op die manier kunnen hindernissen bij de realisatie van doelstellingen en acties zo vroeg mogelijk worden gedetecteerd, op het geëigende niveau aangekaart en zoveel mogelijk worden weggewerkt.
Net daarom is één van de opdrachten die aan het Netwerk Klimaat is toegewezen om hier mee aan de slag te gaan. Om te zorgen dat strategische doelstellingen geen struikelblok vormen, maar worden vertaald in haalbare en realistische doelstellingen en acties in functie van terreinrealisaties. Bij wijze van voorbeeld kan gewezen worden op de eerder vermelde doelstelling inzake sloop- en heropbouw. Wanneer bijvoorbeeld in de huidige regelgeving of reglementering is aangegeven dat na sloop er minder hoog en minder diep mag worden gebouwd op locaties die zich uitstekend lenen voor verdichting, dan kan dit bezwaarlijk een stimulans worden genoemd. Omgekeerd kan het Netwerk Klimaat er voor zorgen dat regelgeving, steunmechanismes, projectoproepen, opschalingsmogelijkheden voorafgaandelijk kunnen worden afgetoetst en zo goed en snel mogelijk richting alle lokale besturen worden door vertaald en gepromoot. Eén van de basisuitgangspunten daarbij is dat er geen extra planlast wordt opgelegd en dat de regelgeving, waar mogelijk, wordt vereenvoudigd.
 
Er zullen verschillende instrumenten worden ontwikkeld, waaronder de terbeschikkingstelling van modelreglementen en -documenten op basis van goede praktijken. Dit is een vergelijkbare methodiek als n.a.v. het ter beschikking stellen van modellen voor politiereglementen of -verordeningen.
Netwerk Klimaat ambieert om ondersteuningskanalen verder in een gebruiksvriendelijk overzicht kenbaar te maken aan lokale besturen zodat zij gericht zich kunnen organiseren. Daarnaast zal het Netwerk Klimaat ook verdere verheldering brengen en ondersteuning bieden voor de noodzakelijke monitoring die de opvolging van de realisatie van de doelstellingen mogelijk maken. Op die manier weten lokale besturen waar ze staan en waar er nog een tandje moet worden bijgestoken.
De doelstellingen van dit Pact zijn geformuleerd in samenspraak met heel wat verschillende actoren om ze ambitieus, maar ook realistisch genoeg te houden. Er zijn al heel wat lokale besturen die van nature voorlopers zijn geweest en we willen hen danken omdat ze de weg wezen en dit hopelijk blijven doen. We hopen dat ze vooral verder op datzelfde elan stappen zetten en dankzij hun voorbeeldrol ook anderen kunnen blijven stimuleren om aan de slag te gaan. We moedigen samenwerking over gemeentegrenzen heen zeer sterk aan, gezien er zo meer kans is om de doelstellingen op het hele Vlaamse grondgebied te verwezenlijken. Sommige doelstellingen zijn gemakkelijker te verwezenlijken in stedelijke context (bv. deelmobiliteit), meer landelijke gebieden zullen meer plaats hebben voor groen en regenwaterinfiltratie. Wat telt, is het samen handen uit de mouwen steken om op koers te geraken en daarbij iedereen mee te betrekken. Dit geldt als een uitzonderlijke kans om samenwerkingsverbanden binnen regio’s verder vorm te geven.
Met het oog op de opvolging van de realisaties van het Lokaal Energie- en Klimaatpact wordt geen nieuwe structuur geïnstalleerd.
Het wegwerken van de hindernissen zal zoveel mogelijk via de zogenaamde commissie decentralisatie gebeuren, zoals georganiseerd door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur (ABB). Van daaruit gebeurt eveneens de terugkoppeling richting het voorzitterscollege van de Vlaamse administratie.

Een zesmaandelijkse mededeling aan de Vlaamse Regering over de gedetecteerde hindernissen en noodzakelijke remediërende acties zal eveneens worden voorbereid door ABB. Deze mededeling zorgt voor het nodige politieke draagvlak, opdat elke betrokken minister en administratie zo snel mogelijk binnen de eigen beleidsvelden aan de slag kan gaan. Lokale besturen kunnen uiteraard ook elkaar inspireren in het vinden van oplossingen in functie van het bereiken van de doelstellingen van dit Pact. Hiertoe wordt er jaarlijks een Praktijkdag of Lokale Energie- en Klimaattop georganiseerd. Dat kan bijvoorbeeld in het kader van de Klimaatdag van VVSG (momenteel tweejaarlijks), maar kan, als daar behoefte of wens toe is, uiteraard ook via een andere formule.

3.2    WE KUNNEN DIT NIET ALLEEN: PARTICIPATIE ALS ONDERDEEL VAN HET TRAJECT
Gelukkig staan de overheden in het algemeen en de lokale overheden in het bijzonder niet alleen in deze ambitieuze opdracht. In de eigen stad of gemeente zijn er vele individuele burgers of organisaties (ondernemingen, VZW’s, burgercoöperaties…) die niets liever willen dan hun schouders zetten onder lokale acties. Het komt er op neer die burgers en organisaties samen te brengen, te betrekken en vervolgens samen aan de slag te gaan.
 
Precies dat is de bedoeling van de lokale klimaattafels: realisaties op het terrein faciliteren door meer samenwerking. Geen vaststaande structuur of traject, maar een concept dat iedereen volgens de eigen noden en inzichten lokaal de gepaste invulling kan geven. Bedoeling is dat krachten worden gebundeld, ervaringen gedeeld en competenties ingebracht. Wacht niet tot de burger naar je toekomt, maar laat ons ook als overheid letterlijk stappen zetten naar burgers en bedrijven toe. Overtuig hen van de impact op hun directe omgeving.

Hoe dit aan te pakken? Voorbeelden genoeg:
•    Mobiele energie- en woonloketten die op de wekelijkse markt staan;
•    De organisatie van een wijkvergadering in samenwerking met lokale energie- en renovatiespecialisten om samen bewoners te overtuigen om in een globaal renovatieplan voor (een deel van de woningen) van de wijk te stappen;
•    Co-creatie van (een deel van) de vastgoedstrategie zodat burgers mee kunnen nadenken over het optimaler benutten van publieke gebouwen;
•    Overleg in samenwerking met landbouworganisaties om landbouwers uit de streek te bevragen naar hun inzichten over het aanplanten van bomen in landelijk gebied, zodat er geen hinder is voor toegang met machines of teelt;
•    Initiatieven i.h.k.v. ‘riviercontracten’ (zie Blue Deal), waarbij burgers, lokale bedrijven, landbouwers, verenigingen en het lokale bestuur samen oplossingen zoeken voor onthardingsmogelijkheden en ernstige waterproblemen in hun regio.
•    Samenwerkingsverbanden opstarten tussen lokale besturen met lokale industrie, KMO’s en bedrijventerreinen over hoe de engagementen van dit pact een win-win situatie kunnen creëren;
•    Samen vormgeven van leefbuurten9 bij heraanleg wijken en straten naar levendige, klimaatrobuuste en autoluwe ontmoetingsplekken;
•    …

Als Vlaamse overheid engageren we ons via het Netwerk Klimaat om de goede voorbeelden die o.a. uit de lokale klimaattafels komen, mee uit te dragen aan andere geïnteresseerden en zo als basis te dienen voor een lerend netwerk.

Net deze op maat-aanpak zorgt ervoor dat invulling kan worden gegeven aan specifieke situaties. Wat voor de ene relevant is, is dat immers niet voor de andere: In de stads- of dorpskern zal er n.a.v. het planten van bomen eerder een bekommernis zijn naar grootte van de gekozen boom, bladafval en eventuele schaderisico’s bij vallende takken. In landelijk gebied is er dan weer een bekommernis voor mogelijke effecten t.a.v. landbouwteelten en de toegang voor landbouwmachines.

Participatie betekent ook dat je oor hebt voor de hindernissen en drempels die opgeworpen worden. Zo hoor je bv. meer en meer dat mensen twijfelen om bomen aan te planten, uit vrees voor opname van de bomen of het bos onder het bos- of natuurdecreet. Dit statuut kan er namelijk toe leiden dat men in de toekomst niet meer zonder gevolgen kan beslissen wat er verder met de bomen of de omgeving errond kan gebeuren. Zelfs al gaat het mogelijks om perceptie, zoals sommigen beweren, toch is het belangrijk om hieromtrent duidelijkheid en rechtszekerheid te creëren.
Grote principes, hoe nobel ook, zetten niet altijd aan tot actie. Om zoveel mogelijk burgers mee te krijgen, moeten we veel meer wijzen op het breder perspectief qua economisch voordeel: de waardeverhoging en comfortwinsten die een energetische renovatie van een woning kunnen opleveren, minder verhitting in de wijk als er meer in groen wordt geïnvesteerd, minder parkeerdruk als men zijn 2de wagen inwisselt voor het gebruik van een elektrisch deelsysteem, … etc.
Tegelijk moeten we ook zorgen voor de nodige ontzorging. Veel mensen kunnen wel overtuigd worden van de noodzaak en het nut om te investeren (bv. in renovatie of groene energie) of andere keuzes te maken (bv. qua mobiliteit), maar zien op tegen de last en het zelf uitzoeken. De uitdaging bestaat erin om, samen met de actoren die hier reeds rond werken, op zoek te gaan naar nog meer creatieve oplossingen of aan het bereiken van nieuwe groepen. Binnen de mate van het mogelijke in overheidsopdrachten, kan een lokaal bestuur er voor kiezen om vooral in te zetten op lokale handelaren en actoren.
Mogelijke voorbeelden op dit vlak zijn:
•    Aanbieden van all-in-pakketten de aanplant en aanleg van bomen, hagen en groenperkjes in diverse omgevingen (stads- op dorpskern vs. buitengebied; woning met tuin vs. appartement; …);
•    Ontwikkeling en uitbouw van een totaalrenovatieconcept (bv. wijk per wijk) dat ook het tijdelijk stockeren van huisgerei én het opnieuw pleisteren en schilderen van kamers inhoudt;
•    …



3.3    WE ZORGEN VOOR DE NODIGE PARTNERS BIJ DE CONCRETE UITWERKING
Op het terrein zijn reeds heel wat actoren actief. Van burgerinitiatieven tot vzw’s, ondernemingen (KMO’s en kleine zelfstandigen) en sectorfederaties. Allemaal dragen ze actief hun steentje bij. Elke dag opnieuw. We maken elk van hen warm om de doelstelling van het Pact mee te helpen realiseren. Zij worden uitgenodigd om het Pact mee te ondertekenen en via deze webpagina van Netwerk Klimaat hun ondersteuning aan de lokale besturen kenbaar te maken.

Binnen de mogelijkheden van het Vlaams klimaatfonds (rekening houdend met de visienota bestedingskader Vlaams Klimaatfonds van 11 september 2020 - VR 2020 1109 DOC.0985/1BIS) en de Vlaamse Begroting, maar ook zoveel mogelijk gebruik makend van Europese fondswerving en reeds bestaande ondersteunende projecten (zoals bv. SURE2050), kijken we op welke manier lokale besturen en/of actoren ondersteund kunnen worden om mee de doelstellingen van het Pact te realiseren.
 


4    VIER CONCRETE WERVEN

4.1    SITUERING
Dit pact verankert een partnerschap dat in dienst staat van het realiseren van de doelstellingen uit het Vlaams Energie- en Klimaatplan. Initieel werden drie werven voorzien die focussen op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en de vergroening van de energieproductie in de 2 belangrijkste domeinen:
m.n. transport en wonen en tegelijkertijd ook aandacht hebben voor de gevolgen van en adaptatie aan de klimaatopwarming: m.n. vergroening.

Verder gevolg gevend aan de input vanuit VVSG en mede in functie van het nieuwe droogte- en waterplan (Blue Deal) , wordt er nog een 4de werf rond de adaptatie aan droogte toegevoegd.

Per werf worden meerdere concrete streefdoelen opgenomen met een dubbele ambitie: ze dragen bij tot de realisatie van het reeds goedgekeurde beleid en het regeerakkoord, maar zijn vooral een praktisch instrument voor een lokaal bestuur om burgers en bedrijven mee te mobiliseren voor deze tastbare doelen te realiseren. Iedereen kan zich voorstellen welk effect een boom, haag of groenperk heeft op de vergroening in stad of platteland. Iedereen kan zien wanneer er een deelwagen in de buurt bijkomt. Het zijn zichtbare zaken, waar iedereen die dat wil, kan aan participeren of gebruik van kan maken. Lokale besturen kunnen eveneens kiezen om de lat zelf hoger te leggen en/of rond bepaalde acties samen te werken met de omliggende gemeenten. Alles op maat van de noden en behoeften van de specifieke regio. Het is niet de bedoeling om individuele gemeentes te controleren of af te straffen ten aanzien van de realisatie van de verschillende doelstellingen zoals opgenomen in de vier werven. Ook is het de bedoeling dat een lokaal bestuur gestimuleerd wordt om, vaak in samenwerking met andere lokale besturen, de doelstellingen gezamenlijk te behalen. Voorbeelden hiervan zijn het wegwerken van hindernissen die lokale besturen ondervinden om gezamenlijk de uitdagingen aan te gaan, het aanreiken van ondersteuning door inhoudelijke expertise en de mogelijkheid om middelen te bundelen om zo schaalvoordelen te genereren.
Voor alle duidelijkheid, de doelstellingen uit de vier werven moeten geïnterpreteerd worden als streefdoelen tegen 2030 met als vergelijkingspunt de situatie in 2020. Het betreft geen jaarlijks vastgelegde stijging.
Tot slot is het ook van belang om te wijzen op het belang van een integrale aanpak bij de uitwerking van acties die tot het bereiken van de streefdoelen leiden. Mede in functie van de doelstellingen van Agenda 2030 dient de nodige aandacht besteed te worden aan de economische en sociale component van de acties. Een lokaal bestuur is vaak het best op de hoogte van waar energie-armoede zich afspeelt en welke lokaal verankerde strategie dit kan verhelpen10. De nodige aandacht voor de diversiteit binnen een samenleving, zal een versterkende i.p.v. remmende factor betekenen voor de effectieve realisatie van de beoogde streefdoelen. Ook op bestuurlijk vlak betekent het aanpakken van klimaatverandering dat we buiten de sectorale silo’s kijken en beleid overschrijdend een antwoord formuleren op maatschappelijke uitdagingen. Een lokaal bestuur werkt vaak simultaan aan die verschillende uitdagingen op district- of wijkniveau. Het betekent lokaal de verbindingen maken tot een coherent en duurzaam verhaal. De doelstellingen binnen dit pact zijn bijgevolg uiteraard niet de enige elementen waarop een lokaal bestuur werkt inzake energie- en klimaatbeleid. Ze zijn slechts een tastbaar onderdeel van een breder arsenaal aan acties voor een sociaalrechtvaardige, klimaatrobuuste samenleving waar we op de verschillende beleidsniveaus aan willen werken. Het Pact tussen de Vlaamse overheid en de Vlaamse lokale besturen zal ook de nodige verbindingen maken tussen de verschillende geledingen binnen de Vlaamse overheid en diens ondersteunende diensten gezien het transversale karakter van klimaat- en energiebeleid.

Vanaf 2021 zal elke stad of gemeente dit pact kunnen ondertekenen en zo een krachtig signaal geven voor klimaatacties in samenwerking met andere besturen en lokale actoren. We gaan er van uit dat de opvolging van het Pact onderdeel uitmaakt van het democratisch proces in elke gemeente, waaronder de goedkeuring tot toetreding van dit pact door de gemeenteraad. Dit gemeenteraadsbesluit wordt opgeladen via het digiloket van ABB11.

Naast individuele ondertekenaars, zullen stakeholders, sectororganisaties, verenigingen, regio’s en andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zich ook kunnen engageren als ‘ondersteuners’ van het Pact. Netwerk Klimaat voorziet hiervoor een on-line aanmeld- en inschrijfmodule12 en zal de communicatie hier rond voeren.

 



4.2    WERF 1: LATEN WE EEN BOOM OPZETTEN (VERGROENING)
DOELSTELLING 2030
    Eén boom extra per Vlaming tegen 2030 (+6,6 miljoen bomen extra vanaf 2021 t.e.m. 2030)13
    1/2de meter extra haag of geveltuinbeplanting per Vlaming tegen 2030 (+3.300 km extra vanaf 2021
t.e.m. 2030)
    Eén extra natuurgroenperk per 1000 inwoners tegen 2030 (= 6.600 perken van 10 m²  vanaf 2021
t.e.m. 2030)14

Bomen, hagen, geveltuinen en perken die i.h.k.v. deze doelstelling worden opgevolgd worden geteld vanaf 2021 tot 2030 en kunnen gezamenlijk (met verschillende lokale besturen) worden gerealiseerd, waarbij – als gemiddelde- bovenstaande streefcijfers worden gehaald.
MEERWAARDE BURGER
•    Groenblauwe dooradering
•    Hittestress verminderen door schaduw- en koelplekken
•    Biodiversiteit bevorderen
•    Gezondere lucht
•    Groener uitzicht (visueel aantrekkelijk)

MEERWAARDE VOOR LOKALE OVERHEID
•    Gezondere en aangenamere leefomgeving
•    Voorbeeldrol kan belangrijke lokale katalysator zijn
•    Acties kunnen inwoners verbinden
•    Acties kunnen zorgen voor extra tijd die vrijkomt bij technische dienst (natuurgroenperk vraagt minder onderhoud)
•    Korte keten kan worden gestimuleerd

POTENTIËLE INBRENG LOKALE OVERHEID
•    Initiatiefnemer of facilitator van verschillende acties. Denk aan terbeschikkingstelling of begeleiding rond plaatsing van, bij voorkeur streekeigen, bomen, tegeltuinen, tuinstraten, volkstuinen, bloemenweides, plantgoed en hagen, het faciliteren van voedsel- of plukbossen, het voorzien van speelbossen, eekhoornactiviteiten (eerst zaden (bv. eikels, beukennoten,…) verzamelen en nadien zaaien i.p.v. planten) en het voorzien van natuurbegraafplaatsen.
•    Faciliteren kan de vorm aannemen van financiële of logistieke ondersteuning, technische knowhow en gronden verwerven of ter beschikking stellen.
•    Opmaak van een lokaal adaptatieplan (onderdeel van het Burgemeestersconvenant 2030) waarin acties met betrekking tot (duurzame) vergroening in functie van groenblauwe dooradering structureel verankerd worden en doelbewuste keuzes gemaakt worden (welke beplanting of natuurontwikkeling, waar,… in functie van hitte bestrijding, wateropvang en -infiltratie en rekening houdend met biodiversiteit) en rekening houdend met de socio-economische impact.
•    Via samenwerking met de Vereniging Voor Openbaar Groen (VVOG), de Regionale Landschappen of andere actoren kan er meer advies en kennis verspreid worden.

POTENTIËLE INBRENG VLAAMSE OVERHEID
•    Aanpassingen aan de regelgeving
•    Terbeschikkingstelling modelreglementen (bv. natuurgroenperken of natuurtuinen (cfr. initiatief van ANB en Dep. Omgeving)
•    Kennisdeling door ‘Kenniscentrum stedelijke natuur’ (samenwerking van AG Vespa stad Antwerpen, Natuurpunt, ANB en dOMG). Ook dit kan helpen bij het opstellen van een lokaal (stedelijk) adaptatieplan.
•    Aanvullen van de erfgoedatlas of andere bestaande instrumenten met een deel over stedelijke landschappen.

BIJDRAGE AAN HET VLAAMS ENERGIE- EN KLIMAATPLAN 2030
•    Bomen, hagen en natuurgroenperken zijn belangrijke maatregelen in het kader van LULUCF, m.a.w. het behoud van koolstof in bodem. Vlaanderen engageert zich tot de no debit rule, nl. dat de koolstof in de bodem op hetzelfde niveau wordt gehouden.
 


4.3    WERF 2: VERRIJK JE WIJK (RENOVATIE, HERNIEUWBARE ENERGIE)
DOELSTELLINGEN 2030
•    50 collectief  georganiseerde energiebesparende renovaties15 per 1.000 wooneenheden vanaf 2021
t.e.m. 203016
•    1 coöperatief/participatief hernieuwbaar energieproject per 500 inwoners tegen 2030 die samen voor een totaal geïnstalleerd vermogen zorgen van 216 MW vanaf 2021 t.e.m. 2030 (+12.000 projecten in 203017)

MEERWAARDE BURGER
•    Opwaardering woonst, verhoging waarde op vastgoedmarkt voor verkoop en verhuur
•    Optimalisering kapitaal want rendement hoger dan op spaarboekje en meer zekerheid t.o.v. (huidige) financiële markten
•    Structurele verlaging energiefactuur
•    Wooncomfort omhoog
•    Weinig zorgen omwille van begeleiding
•    Participatie projecten: verhoogde betrokkenheid, kennisdeling en eigenaarschap in lokale hernieuwbare energie

MEERWAARDE VOOR LOKALE OVERHEID
•    Opwaardering gerenoveerde wijken
•    Stijging aantrekkelijkheid en leefbaarheid gerenoveerde wijken (extra indien ook aanpak openbaar domein (bijv. stoep en fietsstroken)
•    Wijkgerichte aanpak is verbindend voor buurtbewoners (sociale cohesie)
•    Lokale overheidsgebouwen kunnen eigen zonne-energie (of windenergie) verbruiken
•    Participatie in duurzame energieprojecten kan verhoogd worden (naast zon en wind ook warmtenetten, biomassa, waterkracht, …) waardoor draagvlak voor energietransitie stijgt
•    Educatief effect indien zonnepanelen op bv. schoolgebouwen


POTENTIËLE INBRENG LOKALE OVERHEID
•    Ontzorging door:
⯈    Organisatie klimaattafels gericht op concrete realisaties op het terrein zoals wijkrenovaties
⯈    Gerichte oproepen voor deelname 40-tal huizen van een bepaald bouwjaar gekoppeld aan een modelrenovatietraject (VCB)
⯈    Samenbrengen    publieke    en    privépartners    aan    renovatietafel,    inclusief derdebetalersysteemaanbieders en banken
⯈    Ondersteunen benutten van sleutelmomenten voor de juiste graad van (diepgaande) renovatie
⯈    Inschakelen BENOvatiecoach (aanvulling bestaande subsidie VO)
⯈ Bestaande ondersteuning door lokale Energiehuizen en Centra Duurzaam bouwen (provinciaal niveau). Renovatiecoaches trekken op pad en zijn bereikbaar voor concreet advies en (collectieve) renovatiebegeleiding.
•    Fiscale maatregelen (verlaging OV (voor enkele jaren)) of premies voor investeringen te stimuleren
•    Gemeentelijke reglementering en stedenbouwkundige verordeningen aanpassen zodat extra verdiep mogelijk is
•    Aanpassing verkavelingsvoorschriften aan EPB-eisen (bijv. dakgoothoogte van 6 meter werkt energetische renovatie tegen (dikkere isolatie nodig))
•    Lasten gekoppeld aan vergunningen actualiseren en volwaardig hoofdstuk blauwgroene dooradering invoegen zonder nodeloze drempels te verhogen
•    Het ter beschikking stellen van containers bij werken
•    In kaart brengen potentieel aan hernieuwbare energie in de stad of gemeente via links Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA):
⯈    Cijfers over groene energie in Vlaanderen: zie: Energiekaart: https://www.energiesparen.be/energiekaart
⯈    Cijfers potentieel en geïnstalleerd vermogen zonne-energie in elke gemeente: https://www.energiesparen.be/zonnekaart en https://www.energiesparen.be/zonnekaart/FAQ/cijfers
⯈    Near-real time info groene stroom per gemeente via stroomvoorspeller (https://apps.energiesparen.be/stroomvoorspeller)
⯈    Energiecoöperaties (https://apps.energiesparen.be/energiekaart/vlaanderen/cooperaties)

•    Terbeschikkingstelling publiek patrimonium (direct of indirect beheerd door lokale overheid zoals scholen, OCMW, kerkfabriek, ….) en infrastructuur aan coöperatieve vennootschappen voor zonne-, wind- en energiebesparingsprojecten. Gemeente neemt groene stroom lokaal af. Burgercoöperatie plaatst, financiert, monitort en beheert de installaties. Na 20 jaar wordt installatie overgedragen aan gemeente. Idem voor cultuurhuizen, zorgpatrimonium, lokale verenigingen, … .
•    Het voorzien van een vrijstelling voor hernieuwbare energie installaties in lokale heffingen (masten en pylonen)
•    Verhogen draagvlak voor windenergie door bv. het actief verlenen van objectieve informatie
•    Burgerparticipatie kan element van beoordeling zijn voor aanbestedingen in duurzame energieprojecten (zon, wind, waterkracht, biomassa, energiebesparing en warmtenetten)
•    Toekomstige deelname of facilitatie van lokale energiegemeenschappen (energiedelen op wijkniveau, stimuleren van deelname van lokale bedrijven(-terreinen), …)
 


POTENTIËLE INBRENG VLAAMSE OVERHEID
•    De burenpremie voor collectieve renovatieprojecten wordt verder versterkt:
⯈  https://www.vlaanderen.be/burenpremie-voor-collectief-renovatieproject
•    Stimulansen worden gecreëerd voor de renovatie van appartementen door het voorzien van totaaladvies via de opmaak van een masterplan Benovatie (oproep in 2021). Daarnaast wordt, met als doel de looptijd van VME-kredieten gevoelig te verlengen van 10 tot 30 jaar, de lancering van een publiek-privaat rollend fonds voor de renovatie van appartementen onderzocht.
•    Versterking van het rollend fonds met 40 miljoen €(2021-2022 in kader van Relanceplan) voor de energetische renovaties van noodkoopwoningen:
⯈ https://www.energiesparen.be/noodkoopwoningen/projectoproepen
•    Faciliterend kader voor lokale energiegemeenschappen wordt verder uitgewerkt waarbinnen burgers, lokale overheden en ondernemingen zich kunnen organiseren voor activiteiten zoals financiering, productie, flexibiliteitsdiensten, energiedelen, energieopslag, energie efficiënte diensten, … .
•    De  Vlaamse  Overheid  maakt  zelf  werk  van  energiebesparing  in  het  eigen  patrimonium  (2.5% primaire energiebesparing per jaar, koolstofneutraal patrimonium tegen 2045 voor koeling, verwarming, verlichting, ventilatie en sanitair warm water). Entiteiten werken o.a. samen met het Facilitair Bedrijf en VEB om vastgoedstrategieën, aparte investeringen en energieprestatiecontracten op te maken.
•    Werking Vlaamse energiehuizen (inclusief verstrekken energieleningen-bestaand)
⯈  https://www.mijnenergiehuis.be/homepage
•    Renovatie- en energie-premies (bestaand)
⯈  https://apps.energiesparen.be/subsidies/subsidiemodule
⯈ Zie ook: Verhoogde premie voor muurisolatie en isolerende beglazing
    https://www.energiesparen.be/nieuws/nieuwe-stimuli-voor-de-bouwsector-voor- wie-gaat-renoveren
•    Verhoogde isolatiepremie voor werken gelijktijdig met asbestverwijdering
⯈ https://www.energiesparen.be/nieuws/nieuwe-stimuli-voor-de-bouwsector-voor-wie- gaat-renoveren
•    Algemene labelpremie:
⯈  https://www.vlaanderen.be/epc-labelpremie-bij-energierenovatie
    Zie ook: de EPC-labelpremie voor alle eigenaars
•    https://www.energiesparen.be/nieuws/nieuwe-stimuli-voor-de- bouwsector-voor-wie-gaat-renoveren
•    Renteloos renovatiekrediet en energielening+ voor alle nieuwe eigenaars:
⯈  https://www.energiesparen.be/renteloos-renovatiekrediet
⯈ https://www.energiesparen.be/nieuws/nieuwe-stimuli-voor-de-bouwsector-voor-wie-gaat- renoveren
⯈ Algemeen: focus op de transactiemomenten (eigendomsoverdracht) als belangrijk sleutelmoment voor diepgaande renovaties te stimuleren
•    Steun voor zonne-installatie kleiner van 10 kW via premies (nieuw vanaf 2021):
⯈   https://www.energiesparen.be/zonnepanelen/premie
•    Steun voor zonne-installaties boven 40 kW via projectoproep (nieuw vanaf 2021)
⯈   https://www.energiesparen.be/call-groene-stroom
 


•    Voldoende aandacht voor de capaciteit van de bouwsector te versterken via gerichte opleidingen (cfr. Pact for Skills)
•    Faciliterend kader blijven uitwerken voor de uitvoerende sector (bouwnijverheid, architecten, ESCO’s, …) te laten innoveren en groeien. Een voorbeeld is het stimuleren van bouwteams (‘one stop shops’): door samenwerking van aannemers en architecten wordt kennis geclusterd, snelheid gemaakt en transactiekosten verlaagd.

BIJDRAGE AAN HET VLAAMS ENERGIE- EN KLIMAATPLAN
•    De collectief georganiseerde energiebesparende renovaties (50 per 1.000 wooneenheden in 2030) komt ruw ingeschat overeen met de realisatie van een jaarlijkse bijkomende finale energiebesparing van 555 GWh in 2030. Deze besparing zal bijdragen tot de realisatie van het reeds goedgekeurde VEKP en de lange termijn renovatiestrategie.
•    1 extra coöperatief/participatief hernieuwbaar energieproject per 500 inwoners tegen 2030 (+12.000 projecten). Uitgaande van een gemiddelde grootte van deze zonne-energieprojecten zouden deze
12.000 projecten goed zijn voor een bijkomend vermogen van (minstens) 216 MW. Deze besparing zal bijdragen tot de realisatie van het reeds goedgekeurde VEKP en de lange termijn renovatiestrategie.
 


4.4    WERF 3: ELKE BUURT DEELT (KOOLSTOFVRIJE (DEEL)MOBILITEIT) EN IS DUURZAAM BEREIKBAAR
DOELSTELLINGEN 2030
•    Per  1.000  inwoners  1  “toegangspunt18”  voor  een  (koolstofvrij)  deelsysteem  tegen  2030  (=6.600 toegangspunten)
•    Per 100 inwoners 1 laadpunt tegen 2030 (=66.000 laadpunten19)
•    1 m nieuw of structureel opgewaardeerd fietspad extra per inwoner vanaf 2021 t.e.m. 203020

MEERWAARDE BURGER
•    Kapitaalbenutting optimaliseren: kosten terwijl auto gemiddeld 96 % van tijd geparkeerd staat
•    Minder zorgen: geen administratieve lasten, geen onderhoudskosten, etc.
•    Flexibiliteit (keuze auto, geen parking zoeken)
•    Behoud comfort van wagen ter beschikking (hoe meer locaties, hoe beter)
•    Keuzevrijheid gebruik systeem, geen verplichting
•    Uitbreiding zorgt voor toegankelijkheid auto’s voor iedereen
•    Veilige en vlotte fietsverbindingen zorgen voor minder autoverkeer

MEERWAARDE VOOR LOKALE OVERHEID
•    Ruimtebeslag  verminderen  (parkeerplaatsen  in  Vlaanderen  nemen  24.000  hectare  in  (meer  dan Antwerpen, incl. de haven))
•    Modal shift, die wordt versterkt door link met Hoppinpunten. 1 deelwagen vervangt 4 tot 10 private wagens.
•    Mental shift, burgers denken na over alternatieven
•    CO2-reductie, properdere lucht en stillere wagens (koolstofvrij)
•    Toegankelijkheid mobiliteit voor alle burgers
•    Deelsystemen aan de rand van LEZ om overgang naar meer OV te overbruggen
•    Goed fietspadennetwerk zorgt voor meerwaarde binnen lokaal mobiliteitsbeleid

POTENTIËLE INBRENG LOKALE OVERHEID
•    Overzicht van hiaten en potentiële locaties opstellen (studie) en actieplan uitwerken
•    Delen en elektrificeren/koolstofvrij maken van eigen wagenpark (en terbeschikkingstelling voor huur aan inwoners). Voorbeelden zijn dienstwagens die gedeeld worden met buurtbewoners en opgeladen worden door zonnestroom van de publieke daken
•    Ontwikkelen van instrumenten om actoren voor logistiek, distributie en personenvervoer te kunnen laten omschakelen naar zero emissie vloot
•    Uitbouwen publieke reservatiezones Hoppinpunten, met kleurrijke signalisatieborden
•    Uitbouw van deelsystemen via samenwerking specifieke doelgroepen zoals garages of promotie privé- en participatieve deelplatformen
⯈ Meer info via www.autodelen.net
•    Uitbouwen van (snel-)laadpunten op (semi-)publieke plaatsen, door eigen investering of via samenwerking specifieke doelgroepen zoals bedrijven (toegang voor buurtbewoners tot laadpunten van bv. supermarkt)
•    Koppeling en integratie voorzien met de lokale ‘vervoer-op-maat’ strategie.
•    Specifieke vereisten in bouwverordeningen en -reglementering (i.c. parkeernomen koppelen aan het inzetten van deelwagens (bv. Een aantal parkeerplaatsen minder te bouwen voor één deelwagen), gereserveerde plaatsen voor deelsystemen en laadpalen, minimaal aantal laadpalen, infrastructuur voor leidingen voorzien (goten, kabels (in samenwerking met Fluvius))
•    Ontmoedigen (door duurder maken/beperken) van de tweede bewonerskaart
•    Infrastructuur voor leidingen voorzien (goten, kabels,…)
•    Afspraken met omliggende gemeenten voor zelfde stimulerend beleid
•    Versneld kijken op welke plaatsen fietspaden kunnen aangelegd /vernieuwd worden
•    Opzetten grondenbank voor pro-actieve verwerving

POTENTIËLE INBRENG VLAAMSE OVERHEID
•    Vlaamse begroting: opstartsubsidies voor elektrische deelsystemen (10 miljoen euro)
•    Vlaams relanceplan: plaatsen van laadpalen (15 miljoen euro)
•    Vlaamse inspiratienota ter ondersteuning van lokale laadplannen
•    Vlaams Parkeerregister om deelwagens te registeren, zodat ze in alle gemeenten gratis kunnen parkeren bovengronds
•    Kader uitwerken voor een Vlaamse ‘standaard’- erkenning van deelorganisatie voor het ganse grondgebied (naar voorbeeld van LEZ).
•    Vlaamse begroting + Vlaams relanceplan:
⯈    Co-financiering aanleg en structureel onderhoud van fietspaden en fietssnelwegen (via Fietsfonds en via lokale trekkingsrechten bij ABB (150 miljoen euro met 33% co-financiering)).
⯈    Verkeersveiligheid schoolfietsroutes: 50% co-financiering (15 miljoen euro)
•    Voortrekkersrol door elektrificatie/koolstofvrij maken van eigen wagenpark en openbaar vervoer
•    Aanbieden van model voor verbetering van de emissie-inventaris per gemeente voor transport
•    Via de Ecoscore-website kunnen gemeenten de emissies en milieuvriendelijkheid van voertuigen opzoeken. De website bevat eveneens de FleetTool, een vlootbeheerstool die de belangrijkste statistieken op voertuig- en vlootniveau toont waaronder de gemiddelde en totale CO2-uitstoot.
 


Ook vind je er de Chassistool; hiermee kan je emissies en de Ecoscore voor personenwagens opvragen op basis van het chassisnummer. https://ecoscore.be/en/home
•    Gids Elektrisch rijden voor lokale overheden: www.milieuvriendelijkevoertuigen.be
•    Tools en informatie om een milieuvriendelijk lokaal mobiliteitsbeleid uit te bouwen: www.mimolo.be
•    Departement Mobiliteit en Openbare Werken brengt heel wat gegevens in kaart via Geoloket Fiets en portaal: https://www.mobielvlaanderen.be/overheden/artikel.php?thema=2&id=1218
•    Erkenning deelmobiliteit-aanbieders en bijhorend kwaliteitskader (bereikbaarheid, dienstenaanbod en monitoring)
BIJDRAGE AAN HET VLAAMS ENERGIE- EN KLIMAATPLAN 2030
•    VEKP CO2-reductiedoelstelling voor vervoer: - 23 % of restuitstoot van 12,2 Mton.
Dit via modal shift (investeringen OV en fietswegen), georganiseerde ruimtelijke ordening toegankelijkheid), uitbouw multimodaal systeem (minder gereden kilometers) en vergroening wagenpark/transportsector.
Er wordt ingezet op gedeelde mobiliteit, maar zonder specifieke doelstelling. Door de maatregelen van de lokale besturen op het vlak van gedeelde mobiliteit, versnellen en versterken we de reductie van de broeikasgasuitstoot ter realisatie van het VEKP.

•    Laadinfrastructuur: Ervan uitgaan dat het aandeel elektrische wagens bij nieuw verkochte wagens tegen 2030 50% bedraagt => Meer dan 660.000 elektrische wagens => Bij 1 laadpunt per 10 auto’s =
66.000 laadpunten benodigd.
 


4.5    WERF 4: WATER. HET NIEUWE GOUD (DROOGTEPROBLEMATIEK)
DOELSTELLINGEN 2030
•    1 m² ontharding per inwoner vanaf 2021 t.e.m. 2030 (= 6,6 miljoen m² ontharding21)
•    Per inwoner 1 m³ extra opvang van hemelwateropvang voor hergebruik, buffering en infiltratie voor regenwater vanaf 2021 t.e.m. 2030 (=6,6 miljoen m³ extra regenwater dat wordt opgevangen voor hergebruik of infiltratie22)
MEERWAARDE BURGER
•    Minder hittestress
•    Groener uitzicht (visueel aantrekkelijk)
•    Meer groenblauwe dooradering
•    Vermijden watertekort
•    Vermijden wateroverlast
MEERWAARDE LOKALE OVERHEID
•    Gezondere en aangenamere leefomgeving
•    Voorbeeldrol kan belangrijke lokale katalysator zijn
•    Minderuitgaven watergebruik kunnen ingezet worden voor andere initiatieven
•    Participatie burger en buurten bij keuze onthardingslocaties
POTENTIËLE INBRENG LOKALE OVERHEID
•    Opmaak van een hemelwater- en droogteplan om opportuniteiten en noden in kaart te brengen voor opvang, buffering, infiltratie,…
•    Initiatiefnemer of facilitator, bv. om het mogelijk te maken dat er collectieve buffer-oplossingen op wijkniveau worden gerealiseerd (in verstedelijkt gebied vaak moeilijker om aparte opvang/infiltratie-capaciteit te voorzien)
•    Circulaire recuperatie-oplossingen op wijkniveau zoals straten en KMO-zones (lokale zuivering voor tuinen, sanitair, …)
•    Financiële of logistieke ondersteuning voor wijken die aan de slag willen voor ontharding ter bevordering van regenwaterinfiltratie (bv. gekoppeld met geveltuinen, volkstuinen en groenperken)
•    Ondersteuning gemeentelijke scholen die speelplaatsen willen ontharden
•    Betrokkenheid personeel bij besparing gebruik (drink)water
•    Zoeken naar extra mogelijkheden voor regenwaterbuffering (bv. Wadi’s op lokaal domein (bv. Voor infiltratie regenwater kerkdaken of langs lokale wegen), bemalingswater , eigen gronden ter beschikking stellen ,…)
•    Technische knowhow ter beschikking stellen
•    Inzetten op infiltratie door bv. plaatsing kleine stuwtjes in grachten
•    Waterbesparing en regenwaterrecuperatie binnen eigen patrimonium
•    …

POTENTIËLE INBRENG VLAAMSE OVERHEID
•    Vlaams relanceplan – Blue Deal: Wordt nog concreet vertaald naar uitvoeringsprogramma’s, waaronder ‘Operatie Perforatie’ ter ondersteuning van onthardingsingrepen door lokale besturen en de ‘Onthardingsscan’ die moet leiden tot een selectie van onthardings- en vergroeningsprojecten
•    Stimuleren van de opmaak van een lokaal hemelwaterplan, groenplan, adaptatieplan in functie van groenblauwe dooradering en van de intergemeentelijke samenwerking daarrond.
•    Technische knowhow zoals rekentools via VMM, Vlario, …
o    https://www.vlario.be/dimensionering-infiltratievoorziening/
o    Sirio rekentool voor hemelwatervoorzieningen: flyer en meer info
•    Drempels wegwerken in eigen regelgeving en procedures
•    Faciliterend regelgevend kader rond o.a. regenwaterbuffering
•    Lokaal pact rioleringsprojecten versie 2.0, mede gericht op grootschalige hemelwaterprojecten
•    Onthardingsprojecten en regenwaterrecuperatie- en infiltratie bij eigen beheerde gebouwen
•    …

BIJDRAGE VLAAMS ENERGIE- EN KLIMAATPLAN 2030 EN ANDERE PLANNEN
•    In strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is ontharding één van de streefdoelen
•    Verharding voorkomen en ontharding dragen bij tot LULUCF, m.a.w. het behoud van koolstof in bodem. Vlaanderen engageert zich tot de no debit rule, nl. dat de koolstof in de bodem op hetzelfde niveau wordt gehouden
 


5 HET LOKAAL ENERGIE- EN KLIMAATPACT

Dit lokaal energie- en klimaatpact legt de basis voor een structurele samenwerking, en staat door wederzijdse engagementen garant voor een krachtdadig, concreet en voor iedereen tastbaar lokaal klimaat- en energiebeleid.
Door het ondertekenen van het Lokaal Energie – en Klimaatpact engageert elke stad of gemeente zich om in eerste instantie het Burgemeestersconvenant 2030 te ondertekenen en uit te werken.
Verder engageren de lokale besturen zich om een gemiddelde jaarlijkse primaire energiebesparing van minstens 2,09% in hun gebouwen te realiseren (inclusief technische infrastructuur, exclusief onroerend erfgoed) en om de CO2-uitstoot van hun eigen gebouwen en technische infrastructuur met 40% te reduceren in 2030 ten opzichte van 2015. De opmaak van een vastgoedstrategie geldt hier bij als een goede eerste stap om investeringen in te plannen.
Daarnaast engageert elke stad of gemeente zich tot de verLEDding van de openbare verlichting tegen 2030 alsook de opmaak van lokale warmte- en sloopbeleidsplannen. Ook wordt er ingezet op het verhogen van het draagvlak voor hernieuwbare energie, waaronder het engagement om geen heffing op hernieuwbare energie installaties in te voeren en bestaande, zoals de heffing op pylonen van windmolens, af te bouwen tegen ten laatste 2025.
Tot slot engageert elke stad of gemeente zich om burgers, bedrijven en verenigingen te stimuleren om samen de concrete en zichtbare streefdoelen uit de 4 werven te behalen. Samenwerking tussen gemeenten wordt aangemoedigd zodat de impact van lokale initiatieven vergroot wordt. Het bereiken van deze streefdoelen draagt ook bij tot het bereiken van de globale doelstelling zoals vooropgesteld in het Burgemeestersconvenant 2030.

De Vlaamse overheid engageert zich op zijn beurt om via het Netwerk Klimaat ondersteuning te bieden aan de lokale besturen zoals bepaald in het subsidiebesluit en de werkprogramma’s. Concreet wordt diepgaande professionele ondersteuning aangeboden voor de verduurzaming van het eigen patrimonium, de opmaak van lokale warmteplannen, de uitwerking van lokale beleidskaders voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energieproductie, de zoektocht naar financiële oplossingen enz. Via de klankbordgroep worden steden en gemeenten mee betrokken bij de verdere concretisering van deze ondersteuning.
Naast het Netwerk Klimaat zijn een aantal andere partners binnen de Vlaamse overheid (bv. VEB met het SURE2050-project voor het publiek patrimonium) actief bezig met de projectmatige ondersteuning van lokale besturen.
Bovendien zal de Vlaamse Overheid samen met de lokale besturen actief meewerken aan het elimineren van de mogelijke hindernissen die lokale besturen ondervinden in het realiseren van de ambities binnen dit Pact. Vanuit de intermediaire rol die het Netwerk Klimaat opneemt in het governancekader rond het lokaal energie- en klimaatbeleid en de structurele dialoog met de relevante actoren (waaronder de bevoegde administratieve diensten van de Vlaamse overheid) bouwt het Netwerk Klimaat mee aan dit vernieuwde partnerschap.
Tegelijkertijd engageert de Vlaamse overheid zich om haar eigen voorbeeldfunctie in te vullen en zal ze andere relevante actoren trachten te overtuigen om mee in dit Pact te stappen voor de realisatie van één of meerdere doelstellingen. In samenspraak met het middenveld, onderzoeksinstellingen en de verschillende sectororganisaties wordt de opvolging van de wederzijdse engagementen i.h.k.v. het Pact tijdens een één of tweejaarlijks evaluatiemoment besproken. Hier wordt vooral beoogd om dit in synergie met bestaande initiatieven te stroomlijnen.
Beleidsmaatregelen, voorzien door de Vlaamse, Federale en Europese begroting, zullen actief en stelselmatig gepromoot worden in functie van de realisatie van dit Pact. Onder hoofdstuk 4 -de concrete werven- worden reeds enkele huidige of toekomstige budgetlijnen opgesomd. Ter bijkomende ondersteuning van de gemeenten die het Pact ondertekenen, wordt voorzien in een extra jaarlijks budget van 10.000.000 euro, evenals een vast gedeelte van de vrij beschikbare middelen binnen het Vlaams klimaatfonds. Deze budgettaire engagementen kunnen aangepast worden in functie van het algemeen begrotingsbeleid.

Bekendmaking

Dit besluit wordt bekendgemaakt op de website.

Dit besluit wordt via het digitale loket bezorgd aan ABB en de teams Omgeving, Financiën, Personeel, Patrimonium, Wegen, Groen en Mobiliteit en team communicatie.

Publieke stemming
Aanwezig: Nicholas Spinel, Tony Vermeire, Kim Martens, Freddy Haegeman, Caroline Fredrick, Chris De Wispelaere, Gerrit Van Brabandt, Guy De Neve, Jeroen Van Acker, Hilde De Graeve, Ivan Goethals, Vincent Laroy, Martine Lataire-Gyssels, Steven Lambert, Dirk De Poorter, Tim Maenhout, Judith De Muynck, Nik Braeckman, Ann Boterdaele, Patrick Dossche, Wouter De Muynck, Steven Van Gansbeke, Wout Bonroy, Marc Boterdaele, Lut Van der Spurt, Silke Eloot, Véronique Mussche, Eddy De Mits
Voorstanders: Nicholas Spinel, Tony Vermeire, Kim Martens, Freddy Haegeman, Caroline Fredrick, Chris De Wispelaere, Gerrit Van Brabandt, Guy De Neve, Jeroen Van Acker, Hilde De Graeve, Ivan Goethals, Vincent Laroy, Martine Lataire-Gyssels, Steven Lambert, Dirk De Poorter, Tim Maenhout, Judith De Muynck, Nik Braeckman, Ann Boterdaele, Patrick Dossche, Wouter De Muynck, Steven Van Gansbeke, Wout Bonroy, Marc Boterdaele, Lut Van der Spurt, Silke Eloot, Véronique Mussche
Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.
Besluit

Enige artikel

De gemeenteraad beslist om het Lokaal energie- en klimaatpact te ondertekenen.